Herkomst van de Wagyu
De naam Wagyu betekent ‘Japanse koe’. ‘Wa’ staat voor Japan en ‘gyu’ voor rund. Eeuwenlang waren Japanners voornamelijk viseters. Hun runderen hielden ze alleen voor het werk op de rijstvelden en voor transport in de mijn- en bosbouw. De Wagyu’s werden dus gefokt om hun spierkracht en uithoudingsvermogen en ze moesten mak zijn.
Tot de shoguns (Japanse militairen) ontdekten dat soldaten sterker werden door het eten van Wagyuvlees. Na de Japanse oorlogen werd vlees eten een gewoonte aan het keizerlijke hof. De runderen die daar op tafel kwamen, ondergingen vooraf een bijzondere behandeling. Ze werden gemasseerd en kregen onder andere bier bij hun rantsoen.
Soldaten
De soldaten van de keizer namen deze eetgewoonten mee naar hun eigen dorpen. Zo kreeg de Japanse viskeuken nieuwe invloed. Het Wagyuvlees werd geroemd om zijn bijzondere smaak en gezonde eigenschappen, want het fraai gemarmerde, malse vlees zit vol onverzadigde – dus gezonde – vetten.
Cholesterolverlagend
Uit modern onderzoek blijkt dat het vlees uitstekend past in een cholesterolverlagend dieet.
In 1975 kreeg de universiteit van Washington genetisch materiaal uit Japan voor onderzoek naar de eigenschappen van de Wagyu. Zo kwam het dier voor het eerst buiten Japan. Via Australië en Nieuw-Zeeland raakten ook Nederlandse fokkers in de ban van het bijzondere dier met zijn smakelijke en gezonde vlees en interessante geschiedenis.
Het Koeienhuis is een van die fokkers.